Waarom is fijnstof een probleem?

Waarom is fijnstof een probleem?

Waarom is fijn stof een probleem?

Deeltjes kleiner dan 10 micrometer (µm) dringen bij inademing door in de luchtwegen en longen. Fijnstof in de lucht kan daardoor leiden tot zware gezondheidsklachten en zelfs levensduurverkorting.

Wat is fijnstof?

Fijnstof is in chemisch opzicht geen eenduidig en eenvoudig begrip. Belangrijke bestanddelen zijn bodemstof, zeezout en van antropogene (dat wil zeggen door menselijk handelen veroorzaakte) uitstoot afkomstige deeltjes. Bij het laatste gaat het aan de ene kant om stoffen uit directe uitstoot, de zogenaamde primaire uitstoot, bijvoorbeeld roet door verbrandingsprocessen. Aan de andere kant zijn het stoffen die in de atmosfeer zijn ontstaan uit met name zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS). Dit is het zogenaamde secundair aerosol. Daarnaast kunnen in geringere mate nog andere bestanddelen aanwezig zijn, zoals zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK).


Waarom is fijn stof een probleem?

Deeltjes kleiner dan 10 micrometer (µm) dringen bij inademing door in de luchtwegen en longen. Fijnstof in de lucht kan daardoor leiden tot gezondheidsklachten en zelfs levensduurverkorting.

De Europese Unie heeft in 1999 twee luchtkwaliteitsnormen voor fijnstof (PM10) vastgesteld: een grenswaarde voor jaargemiddelde en een grenswaarde voor daggemiddelde fijnstofconcentraties. Met ingang van 1 januari 2015 geldt ook een grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof gemeten als PM2.5. Internationaal geaccepteerde inzichten over de gezondheidseffecten van fijn stof, waaronder die van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), zijn in deze regelgeving vervat. Niettemin zijn de richtlijnen van de WHO lager dan de Europese grenswaarden. Ook onder de grenswaarden is dus sprake van nadelige invloeden op de gezondheid. De grenswaarden gelden Europa-breed en zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.

De toetsing of voldaan wordt aan de grenswaarden, gebeurt onder andere aan de hand van metingen van de fijnstofconcentraties. Deze metingen vinden plaats op een door de Europese Unie voorgeschreven wijze. Uit de metingen blijkt niet dat in Nederland overschrijding van de grenswaarde voor jaargemiddelde fijnstofconcentraties (40 µg/m3) plaatsvindt. Ook overschrijdingen van de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties (op maximaal 35 dagen hoger dan 50 µg/m3) zijn niet waargenomen. Echter, op grond van modelberekeningen wordt verondersteld dat incidenteel nog wel lokale overschrijdingen voorkomen bij verkeerswegen in gebieden met industrie of intensieve veehouderij (enkele tientallen kilometers weglengte) en bij veehouderijen (enkele honderden).

De samenstellende deeltjes van fijn stof hebben, afhankelijk van de grootte, een atmosferische verblijftijd van dagen tot weken. Daardoor kan fijn stof zich over afstanden van duizenden kilometers verplaatsen en is fijn stof -en de bestrijding daarvan- een vraagstuk op continentale schaal.
 

Waar komt al dat fijn stof vandaan?

Uit onderzoek blijkt dat 75 tot 80% van de fijnstofbestanddelen van antropogene herkomst is (i.e. ontstaan door menselijk toedoen). Op basis van bekende antropogene uitstoot gegevens voor Europa en modelberekeningen kan ongeveer 60% van de gemeten concentraties worden verklaard. Hiervan is twee derde deel afkomstig uit buitenlandse bronnen en een derde deel komt uit Nederland zelf. Hieruit volgt dat (minimaal) 20% van de totale fijnstofconcentraties met Nederlands beleid beïnvloedbaar is. Het niet-gemodelleerde deel (40%) bestaat grotendeels uit bijdragen van zeezout, bodemstof, de achtergrond op het noordelijke halfrond en niet bekende en mogelijk verkeerde gemodelleerde antropogene bronnen.

De concentraties PM10 of PM2.5 nabij drukke verkeerswegen kunnen met zo’n 15% toenemen door de uitstoot van fijn stof en bandenslijtage van het lokaal verkeer.

Anorganische secundaire bestanddelen. Dit betreft hoofdzakelijk sulfaat- (SO4), nitraat-(NO3) en ammonium-(NH4)-aerosol. Deze stofdeeltjes worden in de atmosfeer gevormd uit de gassen zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3). De bijdrage van deze bestanddelen aan de jaargemiddelde concentratie is 40 à 50%.

Koolstof bevattende bestanddelen. Dit betreft vooral elementair koolstof (EC) en hiermee (via absorptie of adsorptie) verbonden organische verbindingen (OC). Hieronder vallen ook roet, reactieve organische verbindingen en Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK). Deze stofdeeltjes worden voor het grootste deel direct in de atmosfeer uitgestoten. De bijdrage van deze bestanddelen is circa 20%.

Zeezout. Zeezout bestaat voornamelijk uit natriumchloride (‘keukenzout’) met kleinere bijdragen van magnesium-, calcium-, en kaliumverbindingen. Zeezoutaerosol is van natuurlijke oorsprong en ontstaat in de lucht wanneer de wind over het zeewateroppervlak blaast. Gemiddeld over Nederland is de massabijdrage van zeezout 10 à 15% (aan de kust wat hoger dan in het binnenland).

Oxiden van metalen en silicium. Dit betreft voornamelijk oxiden van silicium, aluminium, calcium, ijzer, en kalium. Grotendeels kan dit worden toegeschreven aan opwaaiend bodemstof. Dit bodemstof komt voornamelijk in de lucht door menselijke activiteiten. De totale bodemstofconcentratie is 10% gemiddeld over Nederland.

Water. Bestanddelen van fijn stof, vooral anorganische secundaire bestanddelen, kunnen chemisch gebonden water bevatten. De bijdrage van chemisch gebonden water wordt geschat op 15% van de totale fijnstofconcentratie.

Bron: Planbureau voor de leefomgeving (www.pbl.nl) 
 

Reacties

Wees de eerste om te reageren...

Laat een reactie achter
* Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.